Columns

Dit is de nieuwste column. Alle andere columns komen in de lijst hiernaast. Klik er op om het hieronder te kunnen lezen.

Het kind dat ik was

Lammy Vriesinga, 2017-11-19

Echt

 

Wat voor kind ik was, weet ik eigenlijk niet. Mijn vader, moeder en grote broer kan ik het niet meer vragen. Mijn andere broer en zusjes zien mij als hun grote zus, die grote-zussen-dingen deed.  Maar wat voor kind ik was? De enige die dat weet is Sinterklaas. Maar die heeft geen tijd om door dat grote boek te bladeren, helemaal naar halverwege de vorige eeuw, om iets over mij te vinden.

Nu geeft Sinterklaas wat ieder nodig heeft. Cadeautjes op maat. Als we kijken naar wat hij mij heeft gegeven, ontdekken we misschien wel wat voor kind ik was. Nuttige cadeautjes kreeg ik. Wanten, een shawl, een boek, een rijmpje. De versjes die de poëtisch aangelegde Sint erbij schreef vond ik het leukst. Ik heb er een paar bewaard. Zoals deze, die ik kreeg bij een prachtig versierde chocoladeletter. De schrijfletter L.

Dit jaar geen saaie choco L.  Niet stijf en hoekig, snap je wel?       Voor jouw geschrijf altijd, mijn kind, krijg jij van mij, de goede Sint  geen kapitale rechte, maar een fraai gestijlde echte.

 

Een echte…

Eén zo’n pakjesavond ben ik nooit vergeten. In plaats van iets nuttigs kreeg ik een pop. En wat voor één. Een echte, met echt haar en echte ogen. Een pop die echt kon slapen.

Een paar dagen later trof ik mijn pop op haar buik in het bed van mijn kleine zusje. Toen ik haar optilde rammelde haar poppenlijf. En op de plek waar haar oogjes hadden gezeten zaten twee gaten.

Ik wist onmiddellijk wat er gebeurd was. Mijn broertje, die altijd wilde weten hoe de dingen in elkaar staken, die altijd zijn autootjes uit elkaar haalde om ze weer in elkaar te sleutelen, wat bijna altijd mislukte, mijn broertje, die in geen velden of wegen te bekennen was, had in zijn onderzoeksdrift iets te stevig op de poppenoogjes gedrukt.

Gelukkig lukte het mijn vader  de oogjes terug te plaatsen in het poppengezicht. En mij lukte het te leren leven met een echte pop, met echt haar en onechte ogen. Slapen kon ze niet meer.

Een waakzame pop.

 

Niet veel later speelde mijn jongste zusje kappertje met een echte schaar. Eerst knipte zij in haar eigen haar, daarna was mijn pop aan de beurt. Nu groeiden zusjes lokken weer aan. Maar mijn pop…. Het was verschrikkelijk. Gelukkig lukte het mijn vader om de oogjes weer in het poppengezicht te zetten.

En het lukte mij om te leven met een echte pop, met onechte ogen en niet meer zo echt haar.

 

Wat zegt dat over mij, als kind?

Het zegt vooral iets over mijn broertje en zusje.  Vooral, omdat mijn broertje trucker én automonteur is geworden en mijn zusje zich het kappersvak eigen maakte. Echt.

Over mij zegt het weinig. Toch blijf ik nog even bij Sinterklaas. Want toen ik gisteren de intocht op de televisie zag, gingen mijn gedachten gelijk naar de allereerste Sinterklaas-intocht die ik meemaakte. En wat voor één. Een echte. Het had lang geduurd voor de gemeenteraad het goed vond dat die roomse goedheiligman ook in ons orthodoxe stadje met muziek en al mocht worden ingehaald. Het werd een prachtig feest. Op het plein gaven de majorettes  een show. Met mooie sierlijke stapjes liepen ze keurige figuren, gooiden de stokjes hoog in de lucht, vingen die handig weer op en dat alles op de maat van fanfaremuziek.  Echt mooi.

Tot Ouwe Bertha zich niet langer in kon houden.

 

Ouwe Bertha was een oud vrouwtje dat altijd in zichzelf praatte of tegen een voor ons onzichtbaar iemand, dat terugzwaaide naar de draaiende molenwieken en haar kromme vingers in de brievenbusgleuf stopte als ik iets kwam posten, zodat de metalen plaatjes zachtjes tegen elkaar tinkelden. Muziek in haar oren en sindsdien ook in die van mij.

‘Van lotje getikt,’ zeiden de mensen, wijzend naar hun voorhoofd. ‘Dat mens is kinds.’

 

Ineens sprong Ouwe Bertha tussen de muzikanten, trok de muts van het hoofd van de grote-trommelaar, stopte haar hand in de opening van de trombone en ontregelde de zo zorgvuldig ingestudeerde pasjes in haar verwoede pogingen mee te doen. Met boze omstanders, teleurgestelde majorettes, vrolijke kinderen en een sussende Sint op een onverstoorbare schimmel als gevolg.

De mooiste intocht die ik ooit heb gezien.

Zal dat het zijn?

Zette Ouwe Bertha mij onbewust op het spoor van mensen die hyper, somber, creatief, ongeremd, grensoverschrijdend, dissociatief, kinds én zichzelf zijn? Voelde ik me daarom zo thuis in de wereld van de psychiatrische zorg?

En heeft de pop mij geholpen om te gaan met teleurstellingen? Leerde ik zo wat nep-echt en echt-echt is?  En voel ik me daarom zo compleet bij mijn kleinkinderen? Bij echte mensen, die met echte ogen naar me kijken?

 

Wie het weet, mag het zeggen.

Reacties zijn gesloten.